Tot 31 augustus 2017 bestond er geen twijfel: het Verlof Verminderde Prestaties (VVP) was een ‘aanneembare afwezigheid’. Dat betekende dat het – binnen de zogenaamde 20 procentregel, zie onderaan – in aanmerking kwam voor de berekening van het pensioen.
Omdat VVP vanaf 1 september van dat jaar hervormd werd, meende de toenmalige minister van pensioenen, de liberaal Daniel Bacquelaine, dat het niet langer ging om het ‘oude’ VVP dat opgenomen was in de lijst van de aanneembare afwezigheden. Wie dus voortaan bijvoorbeeld een volledig schooljaar 50 procent VVP nam, kon volgens de minister maar zes maanden laten meetellen voor zijn pensioen.
In de jaren die daarop volgden, was er onduidelijkheid of het standpunt van minister Bacquelaine zou uitgevoerd worden. De toenmalige minister van onderwijs, Hilde Crevits (CD&V), had bij de onderhandelingen beloofd dat de omvorming van VVP geen nadelige gevolgen zou hebben voor het pensioen. Zij heeft hiervoor initiatief genomen bij het kabinet van minister Bacquelaine.
Intussen zijn we enkele jaren later en was de huidige minister van pensioenen, de PS-er Karine Lalieux, bereid duidelijkheid te scheppen en het ‘nieuwe’ VVP op te nemen in de lijst van de aanneembare afwezigheden. Daarvoor had ze het akkoord nodig van de Vlaamse minister van onderwijs, Ben Weyts. Je zou verwachten dat de minister van onderwijs dit aan zijn personeelsleden zou gunnen, maar hij oordeelde anders, geheel in de lijn van de neo-liberale N-VA-ideologie: wie niet werkt, heeft geen recht op pensioen.
In tijden van lerarentekort, zo verantwoordt de minister zijn beslissing, is het geen goed idee om afwezigheden te belonen. Dit is echter niet alleen woordbreuk, het is het zoveelste bewijs dat er bij de overdracht van een departement van de ene minister naar de andere geen continuïteit is. Nochtans maakte N-VA ook deel uit van de vorige Vlaamse regering.
Voor ons is dit overigens een onbegrijpelijke reactie. Deeltijds werken, ook al betekent dat sowieso loonverlies, is voor sommige personeelsleden de enige manier om het werk vol te houden. Vooral op het einde van de steeds langer durende loopbaan kunnen veel personeelsleden niet anders dan deeltijds te gaan werken. Als dat loonverlies ook nog eens gepaard gaat met een lager pensioen, zal men proberen het toch voltijds uit te houden. De psychosociale klachten die hieruit voorvloeien, zorgen onvermijdelijk voor uitval. Zo bereikt de minister het omgekeerde van wat hij beweert na te streven.
Opgelet!
|
|
Wat is de 20 procent-regel?
|
Nancy Libert algemeen secretaris Wil je de auteur contacteren? Stuur haar dan een e-mail. |