Oproep voor de Democratische School (OVDS) organiseerde in 2022-2023 een enquête onder leerkrachten onder en boven de taalgrens. Onderwerp was het niveau van ons onderwijs. De resultaten zijn inmiddels gepubliceerd. Een goede reden om Tino Delabie, trouw ACOD-militant en bestuurslid van OVDS, te interviewen. Toevallig werden net die dag de onzalige resulaten van het PISA-onderzoek van 2022 bekendgemaakt.
Een groot deel van onze lezers heeft al van OVDS gehoord, Tino, maar kan je je organisatie toch even kort voorstellen?
OVDS is ontstaan in ’95 als een opiniestuk dat tegelijkertijd in De Standaard en Le Soir verschenen is. In het Franstalig onderwijs leefde er toen al wat. In het voorjaar van ’96 waren er grote stakingen en betogingen in het Franstalig onderwijs. In februari van dat jaar was er zelfs een gemeenschappelijke betoging van Nederlandstalig en Franstalige leerkrachten. In die periode zijn de eerste debatten en de eerste studiedag georganiseerd en is het eerste, gestencilde tijdschriftje verschenen. OVDS is een organisatie van leerkrachten uit alle netten en onderwijsniveaus, hoewel de grootste groep uit het secundair onderwijs komt. Wij organiseren activiteiten op nationaal niveau, onder meer studiedagen en de tweejaarlijkse ‘Zes uren voor de democratische school’, dat dit jaar voor de elfde keer hebben plaatsgevonden. Ook op regionaal vlak zijn er activiteiten, zoals debatten en filmfora.
Wat was de aanleiding voor deze grootschalige lerarenenquête?
Dat we het niveau van ons onderwijs als onderwerp gekozen hebben, zal niemand verbazen. De laatste jaren was dit een vast gespreksonderwerp. Tien jaar geleden scoorde ons onderwijs zeer goed in de PISA-onderzoeken en stonden we bovenaan, de voorbije jaren is het niveau beginnen dalen en is het een vast item in de commentaren geworden. We hadden er binnen OVDS al over gediscussieerd. Klopt dit wel? Is de daling algemeen of enkel voor bepaalde onderdelen? Wat zijn de oorzaken van de daling? Welke maatregelen moet men nemen? Op een bepaald moment hebben we besloten een enquête te houden onder de leerkrachten. We beseften wel dat de reacties subjectief zouden zijn, maar de leerkrachten zijn wel de meest betrokken groep, we gingen ervan uit dat hun antwoorden dicht bij de waarheid zouden aansluiten.
Is dat wel zinvol? Er zijn toch verschillende wetenschappelijke onderzoeken die met cijfermateriaal werken. Vormen die geen betere basis dan de meningen van leerkrachten.
Het ene vult het andere aan. Meestal baseert men zich op de PISA-resultaten, maar die beperken zich tot bepaalde aspecten van bepaalde vakken. De peilingsproeven, die op de eindtermen geënt zijn, sluiten beter aan bij wat de leerlingen allemaal moeten kennen. Men heeft die vijftien jaar georganiseerd en in het materiaal kan je een evolutie zien. Op zich is dit betrouwbaarder dan de antwoorden van leerkrachten. Anderzijds beperkte de enquête zich niet tot de vraag ‘Is het niveau volgens jou gedaald?’ Uiteindelijk hebben wij toch een zeventigtal vragen en subvragen gesteld rond vijf grote thema’s. We hebben bovendien bovenop de antwoorden nog eens ongeveer 250 bladzijden commentaren en getuigenissen gekregen.
Je had het net over de peilingsproeven. Zoals je weet, worden die vervangen voor de Vlaamse toetsen. ACOD onderwijs is geen voorstander van deze nieuwe toetsen. Wat is het standpunt van OVDS?
Wij zijn niet tegen het principe van bovenschoolse testen die de overheid toelaten de kwaliteit van het onderwijs in alle scholen te waarborgen. De overheid moet toezien dat het diploma van de ene school niet minder waard is dan van de andere. De bestaande peilingsproeven waren daarvoor een geschikt instrument, mits een aantal verbeteringen.
De Vlaamse toetsen daarentegen, zoals ze nu voorliggen, kunnen voor heel wat ongewenste effecten zorgen. Men gaat slechts een beperkt aantal facetten van twee vakken – wiskunde en Nederlands – testen. Alles via digitale multiple choice vragen. Dat betekent een enorme verschraling en bovendien vertekende resultaten. Voor wiskunde bijvoorbeeld moet je normaal vraagstukken kunnen oplossen. De leraar bekijkt niet enkel het eindresultaat maar ook of de oplossingsmethode juist is en de tussenberekeningen correct zijn. Een domme rekenfout op het einde betekent niet noodzakelijk dat de leerling een nul verdient. Het format van de Vlaamse toetsen laat geen ernstige en genuanceerde evaluatie toe. Desalniettemin willen de promotors van de Vlaamse toetsen dat ze een groot gewicht krijgen bij de eindbeoordeling van de klassenraad in juni. Bovendien bestaat het gevaar van ‘teaching to the test’: scholen kunnen de leerstof selecteren en schikken in functie van het format van de Vlaamse toetsen, in de hoop zo goed te scoren. Minister Weyts heeft beloofd dat er op basis van de Vlaamse toetsen geen ranking van scholen komt, maar veel insiders beweren dat dit een loze belofte is. Toen Het Nieuwsblad in het voorjaar van 2023 alle secundaire scholen rangschikte volgens bepaalde resultaten van hun leerlingen, was Weyts de eerste om dit toe te juichen. In de huidige context betekenen rankings nog meer sociale segregatie tussen de scholen.
Even terug naar jullie enquête. In het onderwijs werken ongeveer 200.000 mensen. Jullie hebben 1151 respondenten. Is jullie enquête dan wel representatief?
We hadden in totaal een 1500 reacties, maar we hebben de onvolledige reacties niet verwerkt. Zo hebben we er 1151 overgehouden. We spreken dan niet over 1151 op 200.000, maar van 1151 op 350.000, want we hebben de enquête aan beide zijden van de taalgrens gehouden. De meeste reacties komen uit het basis- en secundair onderwijs, de niveaus waar trouwens ook de meeste mensen tewerkgesteld zijn. Alle netten zijn goed vertegenwoordigd. Is 1151 dan een klein getal? Ja, maar als een krant of de vrt naar de kiesintenties van de Vlamingen peilt, dan bestaat de groep vaak uit 1000 of 2000 respondenten op een totaal van vijf miljoen Vlamingen. Alles hangt af van de representativiteit van je selectie. Wij hebben de indruk dat er binnen onze selectie geen scheeftrekkingen zijn. Bij onze respondenten uit het Nederlandstalig onderwijs hebben we in verhouding veel personeelsleden uit het GO!, maar dat komt waarschijnlijk doordat ACOD Onderwijs, die in het GO! sterk aanwezig is, voor onze enquête heeft opgeroepen.
Vinden de leerkrachten dat het niveau gedaald is?
72 procent vindt van wel, in het Nederlandstalig onderwijs zelfs 81 procent. 15 procent meent dat het niveau niet gewijzigd is en 4 procent dat het globaal gestegen is. Anderen of dezelfden – telkens 20 procent van de respondenten – zeggen dat het verschilt van school tot school of dat het afhangt van het leerdomein.
De tendens is wel duidelijk: de meeste leerkrachten vinden dat het niveau gedaald is. Het verschil tussen de reacties van de Nederlandstalige en de Franstalige leerkrachten heeft volgens ons deels te maken de media. In Vlaanderen schenken die meer aandacht aan de daling van het onderwijniveau dan in Franstalig België. In Vlaanderen was men gewend aan mooie cijfers in de PISA-resultaten. De daling kwam dus harder aan.
Hoe verklaren de leerkrachten de daling van het niveau?
We hadden vijftien mogelijke verklaringen voorgesteld. ‘Te grote klassen’ sprong erboven uit, vaak in combinatie met een concentratie van problemen in de klas: leerstoornissen, taalachterstand, moeilijke thuissituaties,… Ook de maatschappelijke segregatie – ‘rijke’ en ‘arme’ scholen – wordt aangehaald.
Welke maatregelen vragen de leerkrachten?
We hadden een lijst met tien maatregelen voorgesteld en gevraagd telkens aan te duiden of die het niveau al dan niet zouden doen stijgen of dalen. 92 procent meende dat kleinere klassen het niveau zouden doen stijgen. Longitudinaal onderzoek in de Verenigde Staten – het Star-onderzoek – heeft aangetoond dat leerlingen baat hebben bij kleinere klassen. De ene groep startte in het lager onderwijs in klasjes van 15 leerlingen, de andere in klasjes van 25. Na een paar jaar werden beide groepen samengebracht. Bleek dat de leerlingen uit de eerste groep blijvend beter presteerden, tot in het hoger onderwijs én in het beroepsleven. Vooral kinderen uit de lagere klasse hadden voordeel bij kleinere klasjes. Iedere leerkracht zal dit beamen: in een kleine klasgroep kan je ieder kind meer aandacht geven en kan je beter orde en tucht houden.
Ook ‘meer sociale mix’ scoort hoog, vooral in scholen waar veel kansarme leerlingen zitten, maar ook in kansrijke scholen blijkt een draagvlak te zijn voor deze maatregel.
Voor andere maatregelen zoals ‘zittenblijven beperken’ was er vooral in Vlaanderen geen draagvlak.
Je kan de resultaten van de enquête lezen op de website van OVDS.