Eind oktober is het rapport van de Commissie Brinckman gepubliceerd. Deze commissie is samengesteld uit zeven onderwijsspecialisten — meestal academici — en zeven leerkrachten met veel praktijkervaring en probeert een antwoord te bieden aan de alsmaar dalende resultaten van onze leerlingen in internationaal vergelijkend onderzoek zoals Pisa en Pirls. We hebben in het vorig nummer van Tribune het rapport kort voorgesteld. In dit en volgende nummers gaan we dieper in op telkens een aspect ervan. Deze maand staat het kleuteronderwijs centraal.
Het rapport besteedt uitgebreid aandacht aan het streven naar gelijke onderwijskansen. In die context vraagt de Commissie aandacht voor het belang en de specificiteit van het kleuteronderwijs. Zij formuleert zes adviezen:
- Meer aandacht voor het cognitieve belang van het kleuteronderwijs met meer nadruk op geletterdheid en gecijferdheid
- Aandacht voor de vormende waarde van muziek, zang en patroonherkenning in het Kleuteronderwijs
- Aandacht voor het trainen van emotionele zelfcontrole en aanleren van copingstrategieën in het kleuteronderwijs
- Verhoog de participatiegraad voor alle kinderen. Verlaag geleidelijk aan de leerplicht
- Aandacht voor een realistische klasgrootte in het kleuteronderwijs
- Helpende handen in de kleuterklas bieden een waardevolle ondersteuning
ACOD Onderwijs heeft doorheen de jaren een eigen onderwijsvisie ontwikkeld. Drie van deze aanbevelingen sluiten aan bij onze visie.
Verhoog de participatiegraad voor alle kinderen. Verlaag geleidelijk aan de leerplicht
De Commissie stelt dat vooral kinderen met een lage sociaal-economische status baat hebben bij deelname aan het kleuteronderwijs. Ook wij ijveren voor het geleidelijk verlagen van de leerplicht, maar voegen eraan toe dat dat enkel kan gerealiseerd worden wanneer alle kleuterscholen in staat zijn om kwaliteitsvol onderwijs te bieden. De commissie Brinckman omschrijft kwaliteitsvol onderwijs als volgt:
Kwaliteitsvol kleuteronderwijs steunt op twee pijlers. Het moet zowel affectief ontwikkelingsgericht als cognitief ruimtelijk, cijfer- en taalgericht zijn. De affectieve ontwikkeling van de kleuter gebeurt via spel, omgang met materialen en simulatie. Kleuters leren zo op een avontuurlijke manier de wereld in al zijn aspecten kennen.
De twee pijlers moeten op een gelijkwaardige manier gerealiseerd kunnen worden alvorens men tot een verdere leerplichtverlaging kan overgaan. Heel wat scholen kampen met een gebrekkige infrastructuur die o.a. zowel binnen als buiten te weinig degelijke speelruimte biedt. Vooral in (groot)stedelijke omgevingen is dit een pijnpunt en laat het nu net daar zijn waar de kleuterparticipatie het laagst ligt.
De commissie stelt in de inleiding van het rapport dat er binnen het tijdsbestek van één jaar keuzes moesten gemaakt worden waarop men zich ging toespitsen. De problematiek van de (gebrekkige) infrastructuur is echter één van de items die niet behandeld worden in het rapport. Dat zou een legitieme keuze zijn indien de aanbevelingen weinig tot geen impact ondervinden van de toestand van de infrastructuur. Voor het kleuteronderwijs durven wij stellen dat de gebouwen en de aangehechte speelruimte een basisvoorwaarde zijn voor de ontwikkelingskansen voor kleuters.
We lezen bij de verlaging van de leerplicht ook weinig over de warme overdracht die moet kunnen plaatsvinden tussen opvang en onderwijs. Toch is ook dat element cruciaal om ouders ervan te overtuigen dat de kleuterschool een warme en veilige omgeving is waar hun nog zeer kwetsbare jonge kind kwaliteitsvol en veilig kan opgroeien.
Kleuters hebben nood aan verzorging. Schoolgebouwen moeten hieraan tegemoet komen. Heel wat instappers hebben bijvoorbeeld vaak nog behoefte aan middagrust. Dat is een fysieke behoefte die veel invloed kan hebben op het vermogen om op school te kunnen leren en zich te ontwikkelen. In veel scholen is dit wegens gebrek aan ruimte en personeel echter onmogelijk.
Aandacht voor een realistische klasgrootte
Deze maatregelen draagt onze goedkeuring weg, want hij komt het personeel én de kleuters ten goede. Klassen van maximum 20 kleuters zijn beter voor de kleuterjuf (en -meester), maar ook voor de kinderen. Klasmanagement is gemakkelijker met een kleinere groep en dat is goed voor de kleuterjuf of -meester én voor de kleuters. Bepaalde cognitieve activiteiten verlopen duidelijk beter in een kleine klasgroep, observatie en opvolging kunnen intenser en het is ook gemakkelijker om bij heel jonge kinderen in te spelen op fysieke en emotionele noden. Kleuterklassen kleiner maken heeft uiteraard een budgettaire weerslag, maar wij menen dat die investering zich later terugbetaalt.
Helpende handen in de kleuterklas bieden een waardevolle ondersteuning
Zelfs met maximum 20 kleuters zijn helpende handen nodig om zowel de verzorging als het educatieve aspect kwaliteitsvol in te vullen. De Commissie Brinckman wijst op het belang van ondersteuning in de klas, o.m. door kinderverzorgsters. Ondersteuning heeft vooral zin als zij de exclusieve zorgtaken op zich neemt en de kleuteronderwijzers de vrijgekomen tijd kwaliteitsvol kunnen inzetten als onderwijstijd.
Voor ACOD Onderwijs moet elke kleuterschool – hoe groot of hoe klein ze ook is – beroep kunnen doen op minstens één voltijdse kinderverzorgster. Kindjes hebben immers niet alleen in de voor- of namiddag nood aan verzorging. Als er dan geen kinderverzorgster aanwezig is, dan komt deze taak op de schouders van de kleuteronderwijzer terecht en vallen de andere activiteiten in de klas stil.
Onze maatschappij heeft ervoor gekozen om een fijnmazig netwerk van kleuterscholen uit te bouwen, zodat iedere kleuter dicht bij huis naar school kan gaan. Iedere kleuterschool zowel op vlak van infrastructuur als op vlak van omkadering kwaliteitsvol uitbouwen kan echter niet binnen het huidige budget.
Meer middelen voor het kleuteronderwijs
We willen hier dan ook pleiten voor meer middelen voor het kleuteronderwijs (en het lager onderwijs). Momenteel zijn die middelen ontoereikend om kwaliteitsvol onderwijs te realiseren. Heel wat leerkrachten financieren materialen uit eigen middelen, heel wat scholen moeten beroep doen op extra inkomsten uit spaghetti-avonden, restaurantdagen en andere activiteiten. Dit is onaanvaardbaar. Er zijn meer middelen nodig om ervoor te zorgen dat jonge kinderen – om het met de woorden van de Commissie Brinckman te zeggen – ‘de wereld op een avontuurlijke manier in al zijn aspecten leren kennen’.
Eenzijdige benadering
Wij kunnen ons in grote lijnen vinden in bovenstaande aanbevelingen over kleuterparticipatie. In de concrete uitwerking ligt de nadruk echter sterk op het cognitieve aspect en missen we voorstellen die de affectieve pijler van kwalitatief kleuteronderwijs evenwichtig benadrukken en ondersteunen.
De visie van ACOD Onderwijs is uitgeschreven in onze congresteksten. Je vindt die elders op onze website.
Je vindt het rapport van de Commissie Beter Onderwijs (Commissie Brinckman) ook op onze website.
Nancy Libert algemeen secretaris Wil je de auteur contacteren? Stuur haar dan een e-mail. |